Het klinisch chemisch en hematologisch laboratorium van Meander Medisch Centrum | Foto: FOODnote
Binnen de klinische chemie en hematologie zijn er vijf belangrijke ontwikkelingen die impact op het werk kunnen hebben: hogere vraag naar gespecialiseerde klinisch chemische bepalingen, verdere groei van de moleculaire diagnostiek, een grotere rol voor Point Of Care Testing, meer samenwerking tussen labs en de noodzaak om huisartsen te binden.
Meer specifiek gaat het om de volgende vijf impactvolle ontwikkelingen die het werk op het KCHL op punten ingrijpend kunnen veranderen:
- De vraag naar specialistische bepalingen neemt toe en daarmee naar specialisten op het lab met de juiste vaardigheden
- De moleculaire diagnostiek is sterk in opkomst, ook kleinere labs gaan dit merken
- Verdere uitrol van Point Of Care Testing (POCT) vereist dito specialisaties
- Samenwerking met andere labs gaan het werk beïnvloeden
- De noodzaak huisartsen te binden vraagt om aangepaste laboratoriumpakketten
Groei specialistische bepalingen
De toenemende vraag naar gespecialiseerde klinisch-chemische bepalingen vraagt aanvullende vaardigheden van analisten die niet op dit niveau zijn opgeleid. Een uitdaging, maar ook een verrijking van het vak. Denk bijvoorbeeld aan de methylmalonzuur (MMA)-bepaling die meer informatie geeft over de oorzaak van een mogelijk tekort aan vitamine B12. Ook zijn er steeds meer technieken bij de typering van bloedgroepantistoffen nodig, vanwege ontwikkelingen in oncologische behandelingen.
Steeds meer analyses zijn geautomatiseerd en routinematig geworden. Ondertussen groeit de behoefte aan specialisme, de krenten in de pap, want de behandelingen in de ziekenhuizen worden steeds specifieker. Daar hoort een passend analysepakket bij om in eigen huis uit te kunnen voeren.
Deze ontwikkeling maakt het werk er voor klinisch-chemisch analisten interessanter op. Het is een escape uit bulkdiagnostiek, de citodiagnostiek en aanpalende, logistieke werkzaamheden. Het vergt zeker investering in kennis om deze specialistische taken uit te kunnen voeren; kennis die ook van nut kan zijn voor het uitvoeren van bepaalde technieken of bepalingen.
“Gezien de kosten van bijscholingen moeten afdelingen scherper zijn op het verplicht terugbetalen van een cursus voor wie te snel opstapt”
De uitdaging is dat deze kennis vaak in speciale cursussen buiten werktijd moet worden opgedaan. Daarbij is het verloop onder analisten best groot. Dit maakt het lastiger deze kennis te behouden. Het op peil houden van deze competenties zal continu bijscholing vereisen.
Niet elke analist kiest er daarom voor om zich te willen specialiseren in een in de ogen van velen toch al drukke baan. Kortom, verandering kan weerstand oproepen. Gezien de kosten van bijscholingen zullen afdelingen bovendien scherper moeten zijn op het verplicht terugbetalen van een cursus voor wie te snel opstapt.
De medicinale chemie probeert therapeutische toepassingen te ontwikkelen op basis van scheikundige kennis: bijvoorbeeld hoe benzodiazepine bindt aan een GABAA-receptor | foto: Wikipedia
Opkomst moleculaire diagnostiek
Nu de moleculaire diagnostiek sterk in opkomst is, gaan ook de kleinere labs deze kant op. Deze expertise beperkt zich nu vaak nog tot de grote labs, maar zullen dus ook elders opgang maken.
Voor de diagnostiek alleen maar meerwaarde. Zo wordt de effectiviteit van medicijnen en het optreden van bijwerkingen steeds beter te voorspellen door genetische profilering. Interessante merkers om te onderzoeken in dit kader zijn bijvoorbeeld cytochroom P450-enzymen. Ze zijn betrokken bij het metaboliseren van geneesmiddelen. Dat maakt het interessant om de genetische varianten van cytochroom P450 2D6 (CYP2D6) of CYP2C19 te onderzoeken om de effecten op bepaalde medicatie te duiden. Daarmee ziet de arts in één oogopslag welk effect bepaalde medicatie heeft op bepaalde labuitslagen.
Biomoleculaire diagnostiek vergt ook een aangepaste inrichting van het kchl in verband met contaminatierisico’s. Schoon en veilig kunnen werken vereist Biosafety level 2 (BSL 2). Alleen op dit niveau mag gewerkt worden met organismen en/of genetisch materiaal.
“Biomoleculaire diagnostiek vergt ook een aangepaste inrichting van het kchl in verband met contaminatierisico”
Point Of Care Testing (POCT) in de lift
Testen aan het bed is niet nieuw, sterker nog: het vakgebied van Point Of Care Testing ontwikkelt zich razendsnel. Dat zal merkbaar zijn op het werk in het klinisch-chemisch lab. De analist of de verpleging staat vaker aan bed metingen te doen. Bepaalde testen zullen hierdoor minder vaak op het lab worden bepaald. Addertje onder het gras is de nauwkeurigheid van POCT-metingen. Veelal ingezet als screening, moeten afwijkende testen via een reguliere labtest worden bevestigd.
Een voorbeeld is de PT-INR test die nu steeds minder vaak in het lab en steeds vaker aan bed of thuis wordt bepaald. Deze test geeft aan in hoeverre bepaalde antistollingsmedicatie zijn werk doet. Op basis van deze waarde kan er besloten worden of er wel of niet doorgegaan wordt met de medicatie, of is voorafgaand aan een operatie te zien of de patiënt er daadwerkelijk mee gestopt is. De POCT-benadering scheelt een hoop labtesten en verandert de logistiek.
Laboratoriumtechnicus plaatst wattenstaafje in point-of-care testapparaat | foto: Adobe Stock
Samenwerkingen met andere khcl-labs
Schaalvergroting zal ook veranderingen in het kchl teweegbrengen. De komende jaren gaan veel laboratoria van de klinische chemie en hematologie met elkaar samenwerken of fuseren. Het idee is de bulk te concentreren. Ook binnen de ziekenhuizen zoeken de verschillende subspecialismen elkaar op om samen te werken. De analist die van oudsher op het klinisch-chemisch en hematologisch lab werkt, zal van meer markten thuis moeten zijn. De nieuwe lichting wordt hierop al voorbereid tijdens de opleiding.
Noodzaak om huisartsen te binden
De harde concurrentie in de zorg maakt dat ziekenhuizen huisartsen sterker aan zich willen binden. Dit geeft een sterke positie in de regio, waardoor er minder kans is overgenomen te worden. Het is letterlijk eten of gegeten worden. De intensievere samenwerking tussen huisartsen en laboratorium is goed voor de efficiëntie.
Artsen zullen patiënten eerder doorverwijzen als de labresultaten van het betreffende ziekenhuis hier aanleiding toe geven. Kortom, kortere lijntjes, waarbij de arts kan rekenen op een vast aanspreekpunt om te overleggen en beter kan anticiperen op de labuitslagen.
“Het materiaal is langer onderweg naar het lab en er moet in de vroege avond nog bulk worden weggedraaid”
Er gaan gezien deze ontwikkeling meer buitenpoli’s in de regio komen. Hierdoor is het materiaal langer onderweg naar het lab en moet er in de vroege avond nog bulk worden weggedraaid. De verwachting is ook dat huisartsen vaker verzoeken zullen indienen om pakketten te kunnen aanvragen met specifieke bepalingen, zoals screening op bloedarmoede.
Afhankelijk van de uitkomsten van bepalingen, komen daar weer follow-ups uit. Logistiek betekent het dat hiervoor alle buizen preventief moeten worden geprikt, ook al hoeft niet altijd het hele pakket te worden ingezet. Een duidelijk verschil met de huidige situatie, waarbij de arts bij het ziekenhuis alleen aanvraagt wat nodig lijkt en zonodig een nabepaling doorgeeft.
Conclusies voor het khcl in 2030
Kortom, er staan de klinisch-chemische en hematologische labs een hoop uitdagingen te wachten:
- Meer specialistische bepalingen om uit te voeren. Dit vereist aanvullende kennis en het borgen van kennisbehoud
- De opkomst van de moleculaire diagnostiek. Dit vraagt om uitbreiding met passende labvoorzieningen.
- De razendsnelle ontwikkeling van de POCT. Dit betekent aangepaste logistiek en extra scholing
- Toenemende samenwerking met andere labs. De implicaties hier zijn aanraking met nieuwe technieken en personeel van elders.
- En tot slot: de noodzaak om huisartsen te binden voor een sterkere regiopositie. Hierbij is nauw contact met de huisartsen een absolute must en moeten de wensen van deze klanten worden geïntegreerd in nieuwe pakketbepalingen.