Vincent Hentzepeter | Foto: Finn Hentzepeter
Het aantrekken van jong talent, of beter gezegd ‘hoe lastig dat is’, was in de wandelgangen een van de topics tijdens WoTS van 24 tot en met 27 september in de Jaarbeurs Utrecht.
Natuurlijk, we spraken niet met alle 140 exposanten op Laboratoriumtechnologie, maar het ging er opvallend vaak hier over: ‘Wat er is godsnaam aan de hand is met onze jeugd? Ze willen niet werken, stellen wel veel eisen, en verwachten daar ook nog eens veel waardering voor’.
Lastig, geef ik toe, en in bepaalde opzichten ook een nieuw fenomeen. Traditioneel ging het gros van de schoolverlaters na hun studie voltijds aan de slag en koos in dit soort aantallen niet bewust voor parttime. Je eerste baan, daar ging je keihard voor, zo maak je carrière.
Geen 40 uur, maar 32 uur werken
Dit is echt veranderd. Jonge sollicitanten geven vaak direct bij hun eerste gesprek aan niet voltijds te willen werken, ook niet bij functies waar dit niet voor de hand ligt. Het is al snel geen 40 uur, maar 32 uur werken, maar wél voor het salaris van een voltijdse functie.
Uiteraard met alle benefits, zoals een knappe auto van de zaak en heel veel flexibiliteit. Eenmaal aan het werk beklagen veel jeugdigen dat ze zich niet gewaardeerd voelen, gewend als ze zijn aan het voortdurend krijgen van likes in de huidige facebook-cultuur. Jongeren hebben klaarblijkelijk moeite met de eisen die aan ze worden gesteld in een werkend bestaan. Een heel aantal krijgt nog voor ze dertig zijn een burnout, omdat ze over hun ‘grenzen’ heengaan.
De labsector heeft er daarmee een uitdaging bij in het aantrekken van jonge mensen. Exemplarisch is dat managers en personeelsfunctionarissen nu cursussen kunnen volgen hoe ze met de jeugd om moeten gaan. Dus hoe die te benaderen, hoe ze te scholen en in te werken, en hoe ze vast te houden. Want nieuw bloed is keihard nodig en schaars, maar dit kan niet tegen elke prijs.
Sollicitant haakt af
We spraken een exposant die een functie had openstaan voor een medewerker buitendienst. Het eerste gesprek ging per video, puur om snel het kaf van het koren te kunnen scheiden. Dat ging best goed, waarop het divisiehoofd een vervolggesprek op locatie voorstelde.
Het bedrijf zat in Breda, de sollicitant in Gorinchem, maar de sollicitant piekerde er niet over zo’n eind te komen rijden, dat kon ook wel in een call. Zijn tijd was kostbaar. Ik las de verbijstering nog in de ogen van deze exposant. Hij kon er met zijn kop niet bij. In de functieomschrijving stond toch duidelijk dat bij deze functie verwacht wordt dat je de nodige kilometers maakt. Met deze houding was het met deze kandidaat gelijk einde oefening.
Generatiekloof of vooroordeel?
Nu vraag ik mij af: is Gen Z, de eerste generatie die volledig opgroeide met computers, en vaak voor lui wordt versleten, nu echt zo hopeloos? Of is hier sprake van de klassieke generatiekloof? Eigenlijk is dit van alle tijden. Laat ik afsluiten met een nog altijd beroemde uitspraak van de Romeinse redenaar en politicus Cicero uit 63 voor Christus.
In de Senaat in Rome schalde toen het ‘O tempora, o mores!’ Uit zijn mond. (‘Ach, wat een tijden, ach, wat een zeden!’). Je mag zelf invullen waarin het moraal verval der jeugdigen zich nu in belichaamt. Ik durf met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid wel te voorspellen dat het ook dit keer wel zal goedkomen met die jongere generatie.