Het RIVM heeft een aanvulling gemaakt bij de LCI-richtlijn COVID-19 die zich specifiek richt op diagnostische laboratoria. Er is een paragraaf in opgenomen over laboratoriumveiligheid bij het verwerken van monstermaterialen, ook voor diagnostiek naar mogelijke andere verwekkers en klinisch-chemische bepalingen:
– Alle soorten respiratoire materialen en feces dienen als (potentieel) infectieus te worden beschouwd.
– Bloed en urine wordt niet als infectieus beschouwd en kan door klinisch chemische en serologische laboratoria op gebruikelijke wijze worden verwerkt.
Potentieel aerosol-vormende handelingen bij verwerken van patiëntmaterialen die mogelijk infectieus virus bevatten dienen te gebeuren onder BSL-2-condities in een biologisch veiligheidskabinet klasse 2.
Het gaat onder andere om de volgende handelingen:
– pipetteren van patiëntmaterialen die mogelijk infectieus virus bevatten;
– beënten van bacteriologische of mycologische voedingsbodems;
– voorbereiden van microscopiepreparaten tot en met fixatie;
– voorbereiden van nucleïnezuurextractie tot inactivering d.m.v. extractiebuffer bereikt is.
Werkzaamheden die onder gebruikelijke condities kunnen worden uitgevoerd, betreffen onder andere:
– verdere verwerking van geëxtraheerde nucleïnezuren;
– beoordelen van bacteriologische of mycologische kweken;
– klinisch chemische en serologische bepalingen op bloed;
– microscopie van gefixeerde preparaten.
In de overkoepelende LCI-richtlijn COVID-19 van de Landelijke Coordinatie Infectieziektenbestrijding is alle informatie over COVID-19 op een rijtje gezet.
Meer zien